zondag 29 juni 2014

Een naakte monnik en boeddhistische salamandertjes…

De boeddha’s vliegen om onze oren, verschijningsvormen van maha kala, mantra’s, goden die je bescherming bieden, goden die het klooster beschermen… het duizelt ons. We zijn vandaag op pad met Tenzin en de eerste stop is het fantastische Thiksey Klooster. Het ligt op een half uurtje rijden van Leh.



Het is best groot, er wonen zo’n 70 tot 80 monniken, waaronder een goede vriend van Tenzin. Samen zijn ze afgestuurd in de commerciële economie, waarna zijn vriend ineens voor een hele ander leven kiest. Hij wil monnik worden. Tenzin heeft ‘geen idee waar het vandaan komt’, hij lijkt er zelfs een beetje verdrietig over te zijn. Hij is waarschijnlijk een goede vriend ‘kwijt’. Hij probeert hem te bellen, kijken of we even af kunnen spreken in Thiksey, dat zou (ook voor ons) best leuk zijn. Maar helaas, hij is monnik-vrienden uit het Sera klooster ophalen van het vliegveld. Het is razend druk met bezoekers vanwege de komende Kalachakra.
Het Thiksey klooster wordt ook wel het klein-potala genoemd. Het verhaal gaat dat iemand het potala in Lhasa had gezien en dat erg mooi vond. Hij had geen pen en papier en kraste het potala op een koolblad. Maar ja, van Tibet naar Ladakh is een heel eind en het koolblad verdroogde en kromp dus een beetje. En er was ook nog een ezel die het halve blad opat. Al met al is er dus een mini-versie van het potala gebouwd in Thiksey. Tenzin wist niet helemaal zeker of dit verhaal klopte…


Vlak naast de ingang van het klooster wordt een (kleine) monnik ontdaan van zijn monnikspij en in een tobbe met water gezet. Nog nooit van mijn leven heb ik een naakte monnik gezien, het zal ook wel de laatste keer zijn. Tenzin vertelt dat hij de jongste monnik van het klooster is, het ventje ziet er niet ouder uit dan een jaar of 3-4.

Het klooster is groot, mooi, prachtig en indrukwekkend, het lijkt wel een klein dorp, er is een restaurantje, winkeltje, een school, een apotheek (met Tibetaanse medicijnen/kruiden) en nog veel meer. Overal dwarrelen de monniken rond alsof ze kunnen vliegen (volgens mij geloofden ze dat dit héél vroeger ook gebeurde).




We hebben hier heel wat uurtjes doorgebracht. Gelukkig heeft Tenzin geen haast en wij al helemaal niet. Tenzin is een wat ingewikkelde Boeddhist (of gewoon een reële, dat kan natuurlijk ook). Als we een tempel binnengaan (of op een brug over de Indusrivier rijden), vouwt hij zijn handen voor zijn hoofd en voor elk beeld van boeddha prosterneert hij een aantal keer. Hij vertelt over vroeger, hoe hij mantra’s moest leren van zijn ouders, maar ook van de leraar. Dat zijn leraar erg streng was en dat ze het niet in hun hoofd haalden om de mantra niet op tijd te kennen. Maar na zijn schooltijd is hij elders gaan studeren en zijn de mantra’s er bij ingeschoten. Hij kent er niet veel meer, de kennis is weggeëbd.



Tenzin vertelt ons over een soort belijdenis van Boeddhisten. Hij wilde deze ooit afleggen, maar hij wist niet wat hij ervoor moest ‘weten’ of ‘doen’. Een monnik vertelde hem dat hij minimaal alle 75 boeddha’s moest kennen en hij kent er maar een paar. Maar als hij wilde mocht hij deze ‘belijdenis’ toch afleggen. Maar Tenzin wilde dit niet, hij wilde het goed doen of niet. Dat tekent hem wel, als we in een tempel zijn en toeristen lopen de verkeerde kant om de Boeddha heen, zegt hij er wat van. Als er geflitst wordt bij oude thanka’s en muurschilderingen (wat niet mag, er hangen bordjes), maakt hij zich boos. Een (Indiase) toerist  loopt de hoofdtempel binnen en roffelt gelijk op de religieuze trommels en Tenzin is de eerste die hier wat van zegt. Maar aan de andere kant eet hij alles wat los en vast zit (zoals hij zelf zegt), hij is dus zeker geen vegetariër. En dat is lastig voor mensen als wij, die graag alles in een hokje plaatsen J.

Van Thiksey lopen we naar Shey. Het is heerlijk om hier even te lopen en we genieten van het uitzicht.


In het dorp Shey zijn we vanmorgen op de heenweg al even gestopt. Een veld/gebied, zo groot en vol met allemaal witte stoepas. Het lijkt wel een beetje buitenaards. Er staan er ruim 700!  Het is prachtig, de witte stoepas in de felle zon met op de achtergrond de wit besneeuwde bergtoppen. Hier zou ik wel uren rond kunnen lopen. Een haast meditatieve omgeving, woorden doen geen recht aan hoe mooi het hier is.



Shey was vroeger de hoofdstad van Ladakh. Er staat een paleis, maar dit wordt niet meer bewoond. Het wordt wel goed onderhouden.  Buiten dat het een prachtige plek is, staat er in de tempel een groot Boeddhabeeld. Het is echt een enorm beeld, wat geheel van goud, koper en brons gemaakt is. De Dalai Lama heeft het ooit ingewijd. Als we de tempel binnengaan, stapt Tenzin op witte lappen en zo schuifelt hij de tempel in. Wij kijken of er nog meer van deze lappen zijn, maar we zien ze niet en Tenzin kijkt ook niet achterom wat wij doen, hij schuifelt op zijn gemak verder. Hmmm… een religieuze betekenis of moet hij de vloer poetsen? Ik twijfel even of ik het moet vragen. Je wilt ook weer niet teveel domme vragen stellen. Maar ik doe het toch… en hij poetste gewoon de vloer.


het Shey paleis
uitzicht vanaf Shey
Van Shey wil Tenzin doorrijden naar Stok, maar het is inmiddels 2 uur en we hebben trek! Dus we vragen hem een lunchplek te zoeken. Hij kijkt wat moeilijk. Hij had verwacht het programma in een ochtend te kunnen afwerken en daarna in Leh te kunnen lunchen. Alleen daar zijn volgens hem ‘echte’ restaurants. Tenzin vraagt of we er problemen mee hebben om in een lokaal restaurantje te gaan eten. Nee natuurlijk niet! Dat is juist het leukst. En even later zitten we zelfs in een tijdelijk opgezet restaurantje te eten, hier rijst van alles ‘uit de grond’ vanwege de komende Kalachakra. Terwijl we zitten te smikkelen van overheerlijke momo’s, strijken op het terrasje vijf monniken neer, een heerlijk plekje.


momo's eten met rechts onze gids Tenzin

We rijden langs de plek waar over een paar dagen de Kalachakra plaatsvindt. Een ENORM veld bij het klooster, waar de Dalai Lama verblijft wanneer hij in Ladakh is. Er is weinig bedrijvigheid, al moet er nog veel gebeuren. Straks zal dit veld waarschijnlijk te klein zijn, vertelt Tenzin. Hij verwacht veel problemen, de sanitaire voorzieningen, voedsel en water… Hij kijkt zorgelijk, want zo te zien is dat allemaal nog niet geregeld en er zijn werkelijk nog maar 4 dagen te gaan. Ook wij kunnen ons nog niet helemaal een voorstelling maken van hoe het straks zal zijn. Zelfs de toegangsweg vanuit Leh is een drama. Een poosje geleden heeft de overheid besloten dat deze weg opnieuw geasfalteerd moet worden. Hij is nu grotendeels onverhard (terwijl er volgens Tenzin een prima asfaltlaag op lag) en het is een stofbende, niet normaal gewoon. Je ziet geen hand voor ogen als je erover rijdt. En dan te bedenken dat hier straks dagelijks meer dan 100.000 mensen overheen moeten…

hier vindt straks de Kalachakra plaats... ze verwachten dat het te klein is

We rijden verder naar Stok. Hier staat het koninklijk paleis waar tot de dag van vandaag de Koninklijke familie nog steeds woont. Ze hebben geen enkele macht meer, maar ze zijn nog wel de koning en de koningin van Jammu en Kashmir. Ze koning heeft een gewone baan. Van een aantal kamers in het paleis is een museum gemaakt, hier liggen persoonlijke bezittingen van de familie. Verder is er een keurig restaurantje en je kan hier ook slapen! Inclusief diner met de Koninklijke familie, jammer dat we dat niet wisten ;-).  

uitzicht vanuit Stok Palace

het klooster van Stok paleis

Als we weer naar beneden lopen (alles is hier ‘hoog’, dus de conditie wordt flink op de proef gesteld), zien we een klein salamandertje. Hij ziet er een beetje magertjes uit, hij zich lekker op te warmen in de zon. Tenzin kijkt waar we blijven en we vertellen hem over het  salamandertje. Hij zegt dat er in Ladakh twee soorten zijn, eentje met een deels rode rug en een zwarte. Vroeger, toen hij klein was, zeiden ze dat de rode boeddhisten waren en de zwarte moslims. Ik kijk hem lachend aan, maar gelijk weet ik dat het hierbij niet ophoudt. Ik vraag hem wat ze met de zwarte salamandertjes deden. Hij kijkt me aan ‘we were just kids’ zegt hij verontschuldigend.

We rijden terug naar Leh, wat een mooie dag en wat een prachtige dingen hebben we gezien. De kloosters, de paleizen en dan de uitzichten, adembenemend! Wat een bofferds zijn we toch dat we hier mogen zijn.


vrijdag 27 juni 2014

De stilte van een oude stoepa en wat is het toch heerlijk winkelen hier…

Vannacht heerlijk geslapen, maar niet heus. Om de haverklap wordt je wakker omdat je denkt dat je adem tekort hebt. Je strot is zo droog als wat en je neemt nog maar eens een slok water. De volgende keer dat je wakker wordt moet je dus hoognodig plassen. En als je dat onder controle hebt, zijn het wel de straathonden die zo tekeer gaan, dat je denkt dat de populatie nog dezelfde nacht gehalveerd wordt. Maar we zeuren niet, we zijn immers in Ladakh en al deze bijverschijnselen gaan vast wel wennen.

We doen het vandaag nog rustig aan. We voelen ons goed, tenminste als we zitten, liggen of welke andere houding dan ook, zolang we maar niets doen. Zodra je enigszins actief wordt (al is het maar gewoon lopen), hakt de ijle lucht er gelijk in. Alsof je conditie tot nihil gereduceerd is. Maar ach, ook dat went vast nog wel.

genieten op het terras van ons hotelletje

Na een paar uurtjes op het heerlijke terras van het hotel, doen we een blokje om. We stuiten om de 9e eeuwse Gomang Stupa, het een stoepa van de verlichting. Gebedsvlaggetjes, altaartjes, mini-stoepaatjes, dat is smullen. Het is er prachtig en heerlijk rustig, je hoort alleen het wapperen van de gebedsvlaggetjes. Dit is al eeuwen zo, sinds de 9e eeuw lopen hier mensen rond deze stupa en horen niets anders dan het wapperen van de gebedsvlaggetjes (ervan uitgaande dat de traditie van gebedsvlaggetjes ook al zo oud is, ik wil natuurlijk niet suggereren dat deze vlaggetjes ook uit de 9e eeuw stammen ;-)) Een bijzondere plek. Nu ligt de plek min of meer tegen Leh aan (desondanks is het dus wel heel stil!), maar vroeger zal het buiten de stad gelegen hebben. Mensen gaan hier dus al eeuwen naar toe om even stil te staan, om te aanbidden, wat en wie is niet belangrijk denk ik, het is een magische plek.






Daarna laten we (ik, Willeke) ons heerlijk afzetten door de Tibetaanse handelsgeesten. Overal, maar dan ook overal zie je hier Tibetaanse stalletjes met veelal dezelfde verkoopwaar. We jagen er een hoop roepies doorheen, natuurlijk betalen we overal veel te veel, maar ach, dat is het lot van de toerist. Afdingen doen we wel hoor, don’t worry, we proberen de markt niet te verzieken, maar ik vrees dat dat al door anderen voor ons gedaan is. Bij de laatste treffen we een liefhebber van voetbal. Zodra hij hoort dat we uit Nederland komen, gaat hij los. Over Van Persie, over Messi, over …. ik heb de namen allemaal niet onthouden, maar hij is vooral groot fan van Van Persie. Met heel zijn lichaam doet hij na van welke grootse momenten hij het meest heeft genoten, het is heerlijk om naar te kijken en naar te luisteren, hij gaat steeds sneller en enthousiaster praten, het wordt een waterval van woorden en we kunnen hem nog amper volgen. Als we vragen wie het WK gaat winnen, denkt hij heel even na en geeft hij vier kanshebbers, Brazilië, Duitsland, Nederland en Argentinië. Mmmm, erg grappig dit, we hebben namelijk nog niets gekocht en ik sta wel met iets in mijn handen. Een tactische zet om Nederland ook in dit rijtje te noemen. Afijn, uiteindelijk kopen we natuurlijk wel wat. Ik had een prijs in mijn hoofd en die hebben we uiteindelijk ook betaald. Beiden tevree, zo werkt het toch? Als we afscheid nemen en handen schudden, bedankt hij ons ‘that the Ducht may win’. Hij kijkt ons breeduit glimlachend na.



Terug op ons stekkie horen we monniken, we horen toeters, bellen, het reciteren van mantra’s, dat is nog eens heerlijke achtergrondmuziek! We proberen ze te lokaliseren en we vinden ze drie hoog achter een openstaand raam. Naast het hotel. Als we aan de receptionist vragen of dat een klooster is, lacht hij ons nog net niet uit. Zo raar is die vraag toch niet? Monniken=klooster? Maar nee dus, de monniken zijn hier vandaag om een puja te houden. Ze zijn ingehuurd (?) door de eigenaar van het hotel en houden in zijn huis een puja om het huis, het hotel en de omgeving te zuiveren. Ik ben niet brutaal genoeg om te vragen of we daar even bij mogen kijken, maar dat geeft niet, we genieten stilletjes mee. 

Adembenemend Leh…

Het is nacht op Delhi airport. Alles verloopt hier snel en efficiënt. Er zijn nergens lange wachtrijen. We lopen richting de gate vanwaar onze vlucht naar Leh vertrekt. Halverwege strijken we neer en kopen we een kop koffie met een muffin (hoe Indiaas is dat) bij de Coffee Day. We gebruiken de 45 minuten gratis internet en kijken om ons heen. Achter ons drie monniken, ze maken foto’s van elkaar met hun ipad-mini. Naast ons ‘westerlingen’ zoals wij, zo te horen Duitsers, klaar om de Himalaya in te trekken met afritsbroeken, bergschoenen en fleecejacks.

Een paar stoelen voor ons zit een kleine familie, ze zien er Tibetaans uit, maar dat zegt natuurlijk niets. Opa ziet er hip uit, kekke zonnebril, cowboyhoed, stoere spijkerbroek. Je zou bijna denken dat we met een dertiger te maken hebben. Zijn huid en de manier waarop hij loopt, verraad hem. Oma is prachtig, heeft traditionele kleding aan en ze leest uit een boekje dat met plakband aan elkaar gehouden wordt. Af en toe mompelt ze een mantra (althans, dat denken wij). Ze slaat het boekje dicht en brengt het drie keer naar haar voorhoofd. Even later speelt ze met haar gebedssnoer, ze heeft eenzelfde als opa, het ziet er prachtig uit. Hun dochter is er ook, met haar man, het zijn versgebakken ouders, het kleine baby'tje ligt onbezorgd in de armen van papa ligt te slapen. De jonge moeder neemt haar moeder mee, langzaam lopen ze de enorme hal van het luchthavengebouw in, ze komen terug met een klein zakje chips wat met iedereen gedeeld wordt.
En dan aan de andere kant van de hal ‘iemand die al veel te lang op pad is’. Zo noemen Erik en ik, eigenlijk heel oneerbiedig en bevooroordeeld, iemand die zichtbaar al heel lang op reis is. Die het contact met het westerse leven volledig kwijt lijkt te zijn. Die zich van niets en niemand wat aantrekt en gewoon zijn eigen ding doet in het land waar hij is. Misschien zijn we stiekem wel jaloers. Hij is bezig met yogaoefeningen. Aan de zijkant van het looppad heeft hij zijn yogamatje uitgerold. En dan zien we hem ineens staan. Ik weet niet hoe de yogahouding heet, maar je ziet hem wel eens op foto’s van  saddhu’s. Staan op 1 been en het andere been op je schouders in je nek. Hij doet het gewoon!

Langzamerhand wordt het drukker. Veel mensen met een gebedssnoer, veel mensen die een mantra prevelen. Er kan ons deze vlucht niets gebeuren. Het is een kort vluchtje, een uurtje. Vooral het laatste stukje is spannend! Het toestel manoeuvreert zich tussen de pieken van de Himalaya om te kunnen landen in Leh. Het lijkt af en toe maar net te passen, maar gelukkig raken we niets. Er ligt sneeuw op de toppen, maar dat is waarschijnlijk altijd zo. Het gebergte is ruig, woest, er groeit niets. De kleuren van deze woestenij zijn prachtig, 50 tinten grijs, maar dan van een ander niveau. Soms fel groen, ver weg in een vallei.




Ladakh, Leh, het Shangri-la, we zijn er…  

Als we het vliegtuig uitstappen, valt het me op dat we gewoon kunnen blijven ademen. Bang gemaakt door allerlei berichten over hoogteziekte en ademtekorten op hoogte, wist ik me geen voorstelling te maken van het moment dat je het vliegtuig uitstapt.  Maar het kan gewoon, ademen, fijn…

In het hotel, krijgen we eerst een ontbijt (de kamer is nog niet klaar), het is nog vroeg en daarna gaan we eerst maar eens een tukje doen. Je merkt toch wel dat de hoogte je ‘de adem ontneemt’. Alsof je het een beetje benauwd krijgt, als je iets doet, gaat je hart sneller kloppen en wordt je hondsmoe. De enige remedie (in dit stadium) is rust. Mooi, we zijn namelijk op vakantie.

Het tukje doet ons goed, we zijn weer een beetje fris. Zo’n nachtje doorhalen in het vliegtuig en dan (be)landen op 3500m hoogte is niet het beste recept om uitgerust een eerste vakantiedag te beginnen. We lunchen in het hotel. Dezelfde bediende van vanmorgen, ik vrees dat hij vanavond ook ‘gewoon’ moet werken. Als hij lacht, gaan zijn ogen blinken, een jong ventje nog, hij is leuk. We maken een praatje en uiteraard gaat het over de aankomende Kalachakra. Het grootste Boeddhistische festival wat er bestaat. De Dalai Lama geeft deze initiatie zo eens in de twee/drie jaar ergens ter wereld. Het is 38 jaar geleden dat hij dit in Ladakh deed. Het is heel bijzonder voor de mensen hier. We vragen of hij ook gaat en hij kijkt ons bedroefd aan. Nee, hij moet werken. Hoogseizoen, veel gasten vanwege de Kalachakra en hij mag geen vrij. Elke dag van 4 uur (’s morgens!) tot laat. Ik voel me schuldig, voor iemand van hier betekent dit zoveel meer dan voor ons en wij zitten daar straks gewoon de hele tijd te zitten van onze (in Erik’s geval doorbetaalde) vakantiedagen. Kunnen we niet een dagje, al was het maar een dagje voor hem invallen?

Hij vertelt vervolgens vol overgave over de betekenis van de puja’s die ’s morgens tijdens de Kalachakra gehouden worden. Als we deze bijwonen, worden we herboren als mensen,net als nu. Misschien begrijp ik hem niet goed, maar wil ik dat (mocht ik een Boeddhist zijn) wel? Samsara wil je toch juist voorkomen? Die lijdensweg dan nog eens afgaan? Maar misschien is het wel dat je na de puja’s er zeker van bent dat je in ieder geval niet zakt op de ladder? Niet terug komt als rat? Is de Kalachakra een soort aflaat die je haalt, tot nu zijn al je ‘zonden’ vergeven? Geen flauw idee, ik weet er werkelijk veel te weinig van en ik schaam me hier erg voor. Hopelijk worden we de komende weken (veel) wijzer.

Onze gids Tenzin is een ander verhaal. Hij gaat wel naar de Kalachakra en ook zijn ogen stralen als hij erover vertelt. Het is nog een hele ‘heisa’, hij moet in traditionele dracht. We zijn benieuwd hoe dat er straks uitziet! Wat een verschil met onze jonge ober. Het is even wennen aan Tenzin. Dat ligt overigens geheel aan ons, Tenzin is een prima kerel, maar wij zijn gewend zelfstandig rond te reizen en nu, sinds lange (ca 17 jaar) tijd hebben we weer een gids om ons heen. Hij wil van alles met ons en ‘dreigt’ de eerste dag een paar keer langs te komen. We zeggen hem dat dat niet nodig is, maar gelijk weten we dat geen nut heeft. Hij is verantwoordelijk voor ons welzijn de komende tijd. So be it.

Ondanks dat Tenzin het ons verboden heeft (we moeten rust houden i.v.m. eventuele hoogteziekte), doen we ’s middags een rondje door ‘het dorp’, zoals we Leh noemen. Het is gemoedelijk hier, geen stadse chaotische toestanden. Veel winkeltjes, restaurantjes, reisburootjes, cafeetjes, ze zijn hier helemaal ingericht op de (backpack)toerist. 

Changspa Road, vol restaurantjes en shoppies


uitzicht vanaf het terras van een cafeetje tijdens een bakkie leut

We gaan op zoek naar de ‘main market’ omdat we gehoord hebben dat je je daar kunt laten inschrijven voor de Kalachakra. Als we het onderweg vragen, blijken we er precies voor te staan, echter, de markt wordt momenteel gerenoveerd en is dus zichtbaar geen markt meer.


Een dertig meter verder vinden we het klooster waar de inschrijvingen plaats vinden. Er is een aparte afdeling voor de ‘foreigners’ en omdat wij goed voorbereid (kopie paspoort/visum/2 pasfoto’s) aankomen, staan we binnen no-time buiten met de Kalachakra pas. Hendrik Leendert en Wilhelmina Huigens zijn welkom op dit enorme event  (ga ze maar eens uitleggen dat we een roepnaam hebben en ze vonden ‘van nieuwenhuijze’ te lang om op de pas te schrijven ;-)). We willen nog een rondje doen in het klooster, maar ineens gaat het erg hard waaien en regenen. We zoeken een schuilplekje en besluiten om terug te lopen naar het hotel. Andere keer.



Aan het eind van de middag komt Tenzin nog even bij ons kijken. Of het toch wel goed gaat, of we geen last hebben van de hoogte. Maar het gaat goed, we zijn moe, maar dat lijkt me normaal. We vragen hem of problemen met hoogteziekte veel voorkomen hier. Na er een poosje omheen gedraaid te hebben, zegt hij dat vooral Indiërs (toeristen uit andere delen van India) de meeste problemen veroorzaken. Toeristen uit andere landen luisteren meestal wel naar het advies om rust te houden, maar ‘wij Indiërs’ (zoals hij zelf zei), zijn veel te eigenwijs en gaan gelijk de eerste dag voluit en dat loopt meestal niet goed af.

We laten hem trots onze Kalachakrapassen zien. Hij kijkt ons verbaasd aan, hij had aangeboden dat voor ons te regelen, maar dan kent hij ons nog niet. Peutergedrag, zelf doen! Toch lijkt hij ook wel een beetje opgelucht, het scheelt hem immers weer werk. Hij zegt morgenochtend weer te komen om ons te checken, we mopperen niet.




’s Avonds kruipen we op tijd onder de warme dekens. Het is hier eigenlijk best fris. Overdag zo’n 15 tot 20 graden en als het zonnetje erbij schijnt is dat prima. Maar zonder zon… brrrr… Zo ook ’s avonds, dan daalt het kwik tot zo’n 5 graden, gelukkig heb ik mijn bedsokken mee naar Ladakh J. Truste luitjes, morgen weer een dag.

uitzicht vanuit onze hotelkamer!!

donderdag 26 juni 2014

Op naar het Shangri-la!

Een alleraardigste KLM-stewardess komt langs met pinda’s. We zitten op de vlucht van Amsterdam naar New Delhi. Een vlucht vol met Indiërs en slechts een paar ‘westerlingen’. Of we op vakantie gaan. ‘Ja’ hakkelt Erik verbaast, hij had de vraag niet verwacht. Meer tijd voor conversatie is er niet, pinda’s zijn immers zo uitgedeeld.

Een uurtje later is ze er weer. We kijken inmiddels de film ‘Toen was geluk heel gewoon’ waar Assanti net terugkomt uit India. Hij probeert Nel over te halen om wat meer van zichzelf te gaan houden terwijl Jaap in een gesticht zit (voor degene die de film nog niet gezien hebben, hij is leuk!). De stewardess kijkt mij aan en vraagt hoe lang we wegblijven. Ik ben voorbereid, ze is aardig, misschien uit beleefdheid, maar wat maakt het uit. Ik vertel haar dat we maar liefst 4 weken rond gaan reizen in Ladakh. Ladakh? Ze kijkt me vragend aan. Ja, Ladakh, je weet wel, het ligt in het noorden van India in de Himalaya, ze noemen dit deel ook wel ‘klein-Tibet’, onderdeel van het Shangri-la… Ze heeft werkelijk geen idee. Dat we van die 4 weken 12 dagen bij de Dalai Lama zullen zijn met nog 150.000 mensen, laat ik achterwege. Waarom weet ik niet. Ze gaat verder met het uitdelen van de lunch.

Het is een merkwaardige vlucht. Wachtend tussen de Indiërs op Schiphol, ruiken we India. Maar het is anders dan we gewend zijn. Dit zijn Indiërs met i-pads, laptops, spijkerbroeken en hippe shirts. Een groep jongelui is drie weken op uitwisseling geweest in Amerika.  Via hun smartphone checken ze wat er thuis of  in de rest van de wereld gebeurt. Dit is niet de Calcutta-geur of het Calcutta-sfeertje wat we kennen, (mocht dat trouwens überhaupt al bestaan). Dit is andere koek, dit is die middenklasse waar zoveel over gesproken wordt.

In het toestel is er van alles mis. Moeders met kinderen, zitten van elkaar verwijderd. De moeder voorin, de kinderen, apart van elkaar achterin. Kleine kinderen en dat kan natuurlijk niet. ‘Het systeem’ krijgt de schuld, maar de stewardessen zitten met een probleem, de moeders blijven rustig, maar je ziet de ongerustheid in hun ogen. Er wordt aan veel mensen gevraagd of ze elders willen zitten, aan heel veel mensen. Het gaat om drie moeders die verwijderd zijn van hun kleine kinderen. Gelukkig werken de meeste mensen mee, al duurt het zeker een half uur voor het voor elkaar is en de kinderen allemaal veilig bij hun moeders zitten. Dan gaat er een mevrouw van boord, al glimlachend loopt ze weg, ze zat drie rijen voor ons. Later verklaard de piloot dat er een ‘naamsverwisseling’ heeft plaatsgevonden, waardoor er iemand van boord is gegaan. Ik snap er niets van. Haar bagage moet uit het ruim gehaald worden. Al met al vertrekken we een uur te laat.

En dan zijn we dan toch echt op weg, naar het Shangri-la. Op weg naar een bestemming waar ik al zo lang van droom, waar ik al zo lang heen wil. Gedreven door een soort liefde voor Tibet die ik niet kan beschrijven of verklaren. Tibet was en is mijn droom, maar de realiteit in Tibet is al lang niet meer als in mijn droom. Daarom wil ik er niet heen. Ladakh komt dichtbij. Ladakh ligt naast Tibet en het meer wat we in de laatste week bezoeken, stroomt zowel in Ladakh als in Tibet. The closest you can get.

Zijn mijn verwachtingen te hoog? Zeer waarschijnlijk wel ja, al probeer ik er zo ‘blanco’ mogelijk in te gaan. Ik heb relatief weinig gelezen over Ladakh, deels uit tijdgebrek, maar ook deels om die verwachtingen niet te hoog op te laten lopen. Afgelopen nacht schrok ik diverse keren wakker. Ladakh, Ladakh, ik ga vandaag naar Ladakh en mijn hart versnelde. Maar eerlijk gezegd meer van angst dan van ‘voorpret’. Geen idee waarom. De dag ervoor had Erica mij nog gemaild. Tijdens de Kalachakra slapen we 12 nachten ‘bij de mensen thuis’. Dat wil zeggen, bij een Boeddhistische familie. Nieuwsgierig naar hun levenswijze had ik dit een half jaar geleden geregeld. Nu schrijft Erica dat er een kamer vrijgekomen is in hun nieuwe hotel, vlakbij. Een grote luxe kamer met een eigen douche en toilet. Ik raak in twijfel, is dit niet beter? Rusten we op deze manier niet veel beter uit? Of gaan we toch voor de unieke ervaring om bij deze familie, die we niet kennen, te gaan logeren. We hebben er een eigen kamer, met een eigen bed. De badkamer (of wat daarvoor door gaat) moeten we met de familie delen. Maar ja, hoe groot is dat bed? En is er wel warm water? Zou er een douche zijn? Ook dit hield me vannacht bezig. En ik mopperde half slapend, half wakker op mezelf ‘kom toch eens uit je comfort-zone, muts!’. Vanochtend wist ik het zeker, we gaan bij de familie slapen.


Voorlopig staren we nog uit het raampje. We vliegen boven de wolken, een zachte witte deken. Menig foto geschoten, cliché foto’s, maar ze blijven mooi. Je bent hier een klein beetje dichter bij de hemel, toch? Hier geen donkere wolken die het zonlicht tegenhouden, maar mooie zachte wolken die het zonlicht weerkaatsen.