Het is nacht op Delhi airport. Alles verloopt hier snel en
efficiënt. Er zijn nergens lange wachtrijen. We lopen richting de gate vanwaar
onze vlucht naar Leh vertrekt. Halverwege strijken we neer en kopen we een kop
koffie met een muffin (hoe Indiaas is dat) bij de Coffee Day. We gebruiken de
45 minuten gratis internet en kijken om ons heen. Achter ons drie monniken, ze
maken foto’s van elkaar met hun ipad-mini. Naast ons ‘westerlingen’ zoals wij,
zo te horen Duitsers, klaar om de Himalaya in te trekken met afritsbroeken,
bergschoenen en fleecejacks.
Een paar stoelen voor ons zit een kleine familie, ze zien er
Tibetaans uit, maar dat zegt natuurlijk niets. Opa ziet er hip uit, kekke
zonnebril, cowboyhoed, stoere spijkerbroek. Je zou bijna denken dat we met een
dertiger te maken hebben. Zijn huid en de manier waarop hij loopt, verraad hem.
Oma is prachtig, heeft traditionele kleding aan en ze leest uit een boekje dat
met plakband aan elkaar gehouden wordt. Af en toe mompelt ze een mantra
(althans, dat denken wij). Ze slaat het boekje dicht en brengt het drie keer
naar haar voorhoofd. Even later speelt ze met haar gebedssnoer, ze heeft
eenzelfde als opa, het ziet er prachtig uit. Hun dochter is er ook, met haar
man, het zijn versgebakken ouders, het kleine baby'tje ligt onbezorgd in de
armen van papa ligt te slapen. De jonge moeder neemt haar moeder mee, langzaam
lopen ze de enorme hal van het luchthavengebouw in, ze komen terug met een
klein zakje chips wat met iedereen gedeeld wordt.
En dan aan de andere kant van de hal ‘iemand die al veel te
lang op pad is’. Zo noemen Erik en ik, eigenlijk heel oneerbiedig en
bevooroordeeld, iemand die zichtbaar al heel lang op reis is. Die het contact
met het westerse leven volledig kwijt lijkt te zijn. Die zich van niets en
niemand wat aantrekt en gewoon zijn eigen ding doet in het land waar hij is.
Misschien zijn we stiekem wel jaloers. Hij is bezig met yogaoefeningen. Aan de zijkant
van het looppad heeft hij zijn yogamatje uitgerold. En dan zien we hem ineens
staan. Ik weet niet hoe de yogahouding heet, maar je ziet hem wel eens op
foto’s van saddhu’s. Staan op 1 been en
het andere been op je schouders in je nek. Hij doet het gewoon!
Langzamerhand wordt het drukker. Veel mensen met een
gebedssnoer, veel mensen die een mantra prevelen. Er kan ons deze vlucht niets
gebeuren. Het is een kort vluchtje, een uurtje. Vooral het laatste stukje is
spannend! Het toestel manoeuvreert zich tussen de pieken van de Himalaya om te
kunnen landen in Leh. Het lijkt af en toe maar net te passen, maar gelukkig
raken we niets. Er ligt sneeuw op de toppen, maar dat is waarschijnlijk altijd
zo. Het gebergte is ruig, woest, er groeit niets. De kleuren van deze woestenij
zijn prachtig, 50 tinten grijs, maar dan van een ander niveau. Soms fel groen,
ver weg in een vallei.
Ladakh, Leh, het Shangri-la, we zijn er…
Als we het vliegtuig uitstappen, valt het me op dat we
gewoon kunnen blijven ademen. Bang gemaakt door allerlei berichten over
hoogteziekte en ademtekorten op hoogte, wist ik me geen voorstelling te maken
van het moment dat je het vliegtuig uitstapt.
Maar het kan gewoon, ademen, fijn…
In het hotel, krijgen we eerst een ontbijt (de kamer is nog
niet klaar), het is nog vroeg en daarna gaan we eerst maar eens een tukje doen.
Je merkt toch wel dat de hoogte je ‘de adem ontneemt’. Alsof je het een beetje
benauwd krijgt, als je iets doet, gaat je hart sneller kloppen en wordt je
hondsmoe. De enige remedie (in dit stadium) is rust. Mooi, we zijn namelijk op
vakantie.
Het tukje doet ons goed, we zijn weer een beetje fris. Zo’n
nachtje doorhalen in het vliegtuig en dan (be)landen op 3500m hoogte is niet
het beste recept om uitgerust een eerste vakantiedag te beginnen. We lunchen in
het hotel. Dezelfde bediende van vanmorgen, ik vrees dat hij vanavond ook
‘gewoon’ moet werken. Als hij lacht, gaan zijn ogen blinken, een jong ventje
nog, hij is leuk. We maken een praatje en uiteraard gaat het over de aankomende
Kalachakra. Het grootste Boeddhistische festival wat er bestaat. De Dalai Lama
geeft deze initiatie zo eens in de twee/drie jaar ergens ter wereld. Het is 38
jaar geleden dat hij dit in Ladakh deed. Het is heel bijzonder voor de mensen
hier. We vragen of hij ook gaat en hij kijkt ons bedroefd aan. Nee, hij moet
werken. Hoogseizoen, veel gasten vanwege de Kalachakra en hij mag geen vrij.
Elke dag van 4 uur (’s morgens!) tot laat. Ik voel me schuldig, voor iemand van
hier betekent dit zoveel meer dan voor ons en wij zitten daar straks gewoon de
hele tijd te zitten van onze (in Erik’s geval doorbetaalde) vakantiedagen.
Kunnen we niet een dagje, al was het maar een dagje voor hem invallen?
Hij vertelt vervolgens vol overgave over de betekenis van de
puja’s die ’s morgens tijdens de Kalachakra gehouden worden. Als we deze
bijwonen, worden we herboren als mensen,net als nu. Misschien begrijp ik hem
niet goed, maar wil ik dat (mocht ik een Boeddhist zijn) wel? Samsara wil je
toch juist voorkomen? Die lijdensweg dan nog eens afgaan? Maar misschien is het
wel dat je na de puja’s er zeker van bent dat je in ieder geval niet zakt op de
ladder? Niet terug komt als rat? Is de Kalachakra een soort aflaat die je haalt,
tot nu zijn al je ‘zonden’ vergeven? Geen flauw idee, ik weet er werkelijk veel
te weinig van en ik schaam me hier erg voor. Hopelijk worden we de komende
weken (veel) wijzer.
Onze gids Tenzin is een ander verhaal. Hij gaat wel naar de
Kalachakra en ook zijn ogen stralen als hij erover vertelt. Het is nog een hele
‘heisa’, hij moet in traditionele dracht. We zijn benieuwd hoe dat er straks
uitziet! Wat een verschil met onze jonge ober. Het is even wennen aan Tenzin. Dat ligt overigens geheel aan ons, Tenzin is een prima kerel, maar wij zijn gewend zelfstandig rond te reizen en nu, sinds lange (ca 17 jaar) tijd
hebben we weer een gids om ons heen. Hij wil van alles met ons en ‘dreigt’ de
eerste dag een paar keer langs te komen. We zeggen hem dat dat niet nodig is,
maar gelijk weten we dat geen nut heeft. Hij is verantwoordelijk voor ons
welzijn de komende tijd. So be it.
Ondanks dat Tenzin het ons verboden heeft (we moeten rust
houden i.v.m. eventuele hoogteziekte), doen we ’s middags een rondje door ‘het
dorp’, zoals we Leh noemen. Het is gemoedelijk hier, geen stadse chaotische toestanden.
Veel winkeltjes, restaurantjes, reisburootjes, cafeetjes, ze zijn hier helemaal
ingericht op de (backpack)toerist.
Changspa Road, vol restaurantjes en shoppies |
uitzicht vanaf het terras van een cafeetje tijdens een bakkie leut |
We gaan op zoek naar de ‘main market’ omdat
we gehoord hebben dat je je daar kunt laten inschrijven voor de Kalachakra. Als
we het onderweg vragen, blijken we er precies voor te staan, echter, de markt
wordt momenteel gerenoveerd en is dus zichtbaar geen markt meer.
Een dertig meter verder vinden we het klooster waar de
inschrijvingen plaats vinden. Er is een aparte afdeling voor de ‘foreigners’ en
omdat wij goed voorbereid (kopie paspoort/visum/2 pasfoto’s) aankomen, staan we
binnen no-time buiten met de Kalachakra pas. Hendrik Leendert en Wilhelmina
Huigens zijn welkom op dit enorme event
(ga ze maar eens uitleggen dat we een roepnaam hebben en ze vonden ‘van
nieuwenhuijze’ te lang om op de pas te schrijven ;-)). We willen nog een rondje
doen in het klooster, maar ineens gaat het erg hard waaien en regenen. We
zoeken een schuilplekje en besluiten om terug te lopen naar het hotel. Andere
keer.
Aan het eind van de middag komt Tenzin nog even bij ons
kijken. Of het toch wel goed gaat, of we geen last hebben van de hoogte. Maar
het gaat goed, we zijn moe, maar dat lijkt me normaal. We vragen hem of
problemen met hoogteziekte veel voorkomen hier. Na er een poosje omheen
gedraaid te hebben, zegt hij dat vooral Indiërs (toeristen uit andere delen van
India) de meeste problemen veroorzaken. Toeristen uit andere landen luisteren
meestal wel naar het advies om rust te houden, maar ‘wij Indiërs’ (zoals hij zelf
zei), zijn veel te eigenwijs en gaan gelijk de eerste dag voluit en dat loopt
meestal niet goed af.
We laten hem trots onze Kalachakrapassen zien. Hij kijkt ons
verbaasd aan, hij had aangeboden dat voor ons te regelen, maar dan kent hij ons
nog niet. Peutergedrag, zelf doen! Toch lijkt hij ook wel een beetje opgelucht,
het scheelt hem immers weer werk. Hij zegt morgenochtend weer te komen om ons te
checken, we mopperen niet.
’s Avonds kruipen we op tijd onder de warme dekens. Het is
hier eigenlijk best fris. Overdag zo’n 15 tot 20 graden en als het zonnetje
erbij schijnt is dat prima. Maar zonder zon… brrrr… Zo ook ’s avonds, dan daalt
het kwik tot zo’n 5 graden, gelukkig heb ik mijn bedsokken mee naar Ladakh J. Truste luitjes,
morgen weer een dag.
uitzicht vanuit onze hotelkamer!! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten