zondag 20 juli 2014

Adembenemend (15 juli)

Bij het ontbijt in het hotel in Leh krijg ik maar liefst 4 gekookte eieren. De ober kijkt erbij alsof hij dat speciaal voor mij geregeld heeft. Het is natuurlijk veel te veel, maar ik knik dankbaar. Het is dezelfde ober die ons de eerste paar dagen vertelde over de Kalachakra, dat we een bepaalde puja niet moesten missen omdat we dan als dezelfde mensen herboren zouden worden. Hij heeft het niet helemaal begrepen weet ik nu, maar misschien is het ook wel de taalbarrière die hem (en ons) nekt. Hij kijkt blij als hij ons weer ziet, het is een lieve jongen voor zover ik kan beoordelen. Tijdens het ontbijt begrijp ik een klein beetje waarom hij graag aan onze tafel staat voor een praatje. Veel bezoekers negeren hem en commanderen hem alleen maar. Wij praten normaal tegen hem. Hij kijkt teleurgesteld als we vertellen dat we straks alweer doorgaan naar een andere bestemming. Maar zijn ogen lichten op als we hem zeggen dat we over een dag of 6 weer terug zijn. Dat wordt dan wel onze laatste nacht in Ladakh, maar dat weet hij nog niet.

Na het ontbijt verlaten we het hotel. We vallen vanaf vandaag weer onder de verantwoordelijkheid van Tenzin en Rigzin. En daar hebben we helemaal geen moeite mee. Tenzin die elke avond veel te laat naar bed gaat en daardoor vaak in de auto zit te slapen, maar verder veel te goed voor ons zorgt. Niets is hem teveel, ook niet de gekke en misschien zelfs ongepaste vragen die wij hem stellen. Rigzin is een uiterst bekwame chauffeur. Hij rijdt superrustig, haast on-indiaas. Hij stopt wanneer wij een foto willen maken (of over moeten geven, zoals toen we uit Likir kwamen J), hij haalt heel rustig ander verkeer in en laat zich ook inhalen als anderen meer haast hebben als wij. We hadden het niet beter kunnen treffen. Tenzin en Rigzin zijn goede vrienden. Tenzin, de gids, vraagt altijd om Rigzin als chauffeur als hij op pad moet. Hij zegt dat ze geen woorden nodig hebben om elkaar te begrijpen en als je in hun aanwezigheid verkeert voel je dat ook. Het is net een goed huwelijk.

Vandaag gaan we naar de Nubra vallei. Dit schijnt een wonderschone, groene vallei te zijn. Na een stoffige (doch indrukwekkende) Kalachakra met 150.000 medebezoekers, verlangen we naar schone lucht, naar rust en groen, dus kom maar op! Maar om er te komen moeten we de hoogst berijdbare pas ter wereld over. De Khardung-La met z’n 5602 meter, onderdeel van de zo beroemde zijderoute.

Ik vind het eerlijk gezegd best een beetje eng. We voelen (nog steeds) de ijle lucht in Leh en dat ligt op z’n 3500 meter. Ook vannacht moest ik regelmatig naar adem happen, ik kan het niet goed uitleggen, maar je bent hier heel bewust aan het ademen. Alsof je anders niet genoeg lucht/zuurstof binnen krijgt, en waarschijnlijk is dat ook zo. Dus hoe gaat dat dan zijn op 5600 meter? Val ik gelijk om als ik uit de auto stap? Of val ik pas om als ik 50 meter gelopen heb? Of valt het allemaal wel mee?

Net buiten Leh rijden we haarspeldbochten-nemend de bergen in. Je bent al snel vrij hoog en ik voel mijn hoofd licht worden. Nee hé, zou het dan toch?

Uitzicht op Leh


De uitzichten zijn prachtig, werkelijk schitterend. Het is een hele klim. Aan het eind van de asfaltweg is er een controlepunt, je hebt een speciaal soort visum nodig om dit gebied in te mogen en dat wordt hier gecontroleerd. Het is druk, het is hectisch, we zijn zeker niet alleen die vandaag deze pas gaan nemen.
Terwijl Rigzin de formaliteiten afhandelt, vertelt Tenzin dat er sinds 3 jaar een Khardung-La-Challenge georganiseerd  wordt. Dit is een marathon, die begint aan de andere kant van de berg en in Leh eindigt. Een marathon over onverharde wegen met een maximale hoogte van 5602 meter! Gekkenwerk! Het eerste jaar waren er 15 aanmeldingen, deden er uiteindelijk 10 mee, waarvan er 4 de eindstreep haalden. In het derde jaar waren er ongeveer 30 lopers.

Na dit checkpoint gaat de asfaltweg over in onverhard. En niet zomaar onverhard, het is een weg vol kuilen, gaten en plassen, we gaat stapvoets verder. Soms is de weg erg smal (en de afgrond erg diep L), waardoor we moeten wachten op tegemoet komend verkeer, of andersom. Soms ontstaan er complete ‘files’ met stilstaande vrachtwagens en ander verkeer. Je moet hier geen haast hebben. Voordat ik het weet staan we zelf in zo’n ‘file’, alles staat stil, er komt een bus tegenin en het past maar net. Rigzin stapt uit (en blijft gewoon overeind J), zal ik het dan ook proberen? We zijn niet ver van de top, dus als het me hier lukt om wat te lopen, lukt het me boven vast ook wel. En ja hoor, ik blijf gewoon staan, kan gewoon lopen en val dus niet om. Gelukkig. Je merkt wel dat je niet te gek moet doen, na wat onschuldige inspanning gaat je hart al snel enorm tekeer.

even benen (en armen) strekken bij een opstopping

Bovenop de pas aangekomen, zijn we compleet door elkaar geschud. Wat is de weg slecht zeg en wat is het een uitdaging voor chauffeurs (en meerijders). Petje af voor Rigzin. Het is hier een complete chaos. Alle auto’s willen hier stoppen,maar zoveel ruimte is er nu ook weer niet. Iedereen wil met  hét bord op de foto. Er is een piepklein souvenirshopje (met t-shirts), een klein hindoe-tempeltje, een theeshopje/cafetaria en er zijn toiletten. Die laatste bleken uiteindelijk mijn persoonlijke uitdaging van de dag, want wat waren die SMERIG, ik ben toch heel wat gewend in India, maar dit sloeg werkelijk alles. Ik zal jullie de details besparen.

bovenop Khardung La het bord waarmee iedereen op de foto wil


Op het cafetaria hangt een waarschuwing ‘als je hier meer dan 20-25 minuten verblijft, kan dat schade veroorzaken voor je gezondheid’. Ik kijk op mijn horloge en bereken wanneer we hier weg moeten zijn. Tenzin vertelt nog wat over het gebergte dat we in de verte zien (het Karakoram gebergte) en zegt dan dat we rond kunnen lopen, hij ziet ons wel verschijnen in het cafetaria voor een bakje thee. Hebben we daar allemaal tijd voor dan? Hij schijnt zich helemaal geen zorgen te maken om de tijdslimiet.


We lopen een rondje, maken uiteraard foto’s en zoeken Tenzin op. Hij zit met Rigzin aan de thee met piepkleine (maar heel erg lekkere) pakora’s. We drinken een bakje mee, snoepen mee van de pakora’s en zitten even lekker te genieten in het zonnetje. Het is hier eigenlijk een hele dynamische plek. Iedereen stopt, maar het is maar voor even. Mensen komen, nemen een foto, drinken een bakje thee en gaan weer verder met de helse rit. Bussen en vrachtwagens stoppen helemaal niet en zoeken zich een weg door de geparkeerde auto’s. Een soort van georganiseerde chaos hier op 5602 meter. Gebedsvlaggen wapperen onverstoord in de wind.



Erik met Tenzin en Rigzin (onze chauffeur en gids)
Als we verder rijden (nu dus naar beneden) wordt de weg alleen maar slechter. Hier ligt nog redelijk veel sneeuw langs de kant van de weg. De weg zelf is vrij, maar soms rijden we langs enorme pakketten smeltend sneeuw en ijs. Het zorgt ervoor dat er veel water op de weg ligt, kuilen staan vol water  en worden met elke passerende auto alleen maar dieper. ‘Wegwerkers’ (arme sloebers) langs de kant van de weg gooien continue steentjes in de kuilen. Voel ik me weer zitten zeg, in een grote auto, arm uit het raampje, in het zonnetje te genieten van het uitzicht en deze mensen werken hier in de hitte op 5600 meter hoogte en wat moeten ze doen? Steentjes in kuilen gooien, zodat wij daar enigszins comfortabel overheen kunnen rijden. Pffff….


Na zo’n anderhalf uur heen en weer geschud te zijn geworden… rijden we het dorpje Khardung binnen. De weg is hier weer geasfalteerd, wat een heerlijkheid, we zijn compleet gaar. Gelukkig stoppen we hier even om bij te komen, dat is wel even lekker. De hoogte beneemt je letterlijk en figuurlijk de adem en het continue heen en weer schudden is erg vermoeiend. We lunchen hier in een klein restaurantje. Het keukentje is te zien door een gat in de muur (en nee, het wordt niet als doorgeefluik gebruikt). Ik weet niet wat ze aan het bereiden zijn, maar na enige tijd staat het keukentje blauw van de rook en ja, dan duurt het niet lang voordat in het restaurantje ook iedereen zit te hoesten en te proesten van de rook. Gelukkig hebben we net ons bord leeg en vluchten we naar buiten.

een van mijn favorieten!

Wat is deze ‘kant van de berg’ prachtig, de vele kleurschakeringen van grijs, groen, paars, bruin op de bergen met daartussen pakketten van sneeuw en ijs, de zon die de kleuren alleen maar intenser maakt, echt prachtig. Geen foto doet recht aan wat we hier zien.

Uiteindelijk naderen we de Nubra vallei en dan weten we helemaal niet wat we zien. Tussen de grijze woestenij van de bergen verschijnt daar ineens een prachtige groene strook. Het eerste ‘dorp’ van de vallei. Met een wijde, uiterst wilde rivier, de Shyok. Wat is de natuur toch schitterend. We zien een bord langs de kant van de weg ‘every day is earthday’ en ik kan alleen maar instemmend knikken.

de nubra-vallei

Hoe meer we de vallei inrijden, hoe groener en mooier het wordt. Je ruikt hier de bloemen, de kruiden. En het is niet eens voorjaar. Hoe zal het dan wel niet zijn. Overal waar je rijdt, zie je de woeste rivier, het is geen boosheid, het lijkt wel enthousiasme voor de mooie omgeving. Soms neemt de rivier de weg over en lijkt het wel of we een schip nodig hebben om verder te kunnen gaan, maar Rigzin rijdt ons geduldig door het water heen.


Ons hotelletje ligt prachtig in een tuin vol bloemen en abrikozenbomen. We horen het water van de rivier stromen, we horen de vogels zingen, het zoemen van de bijen die al snoepend van bloem tot bloem gaan… we blijven hier 3 nachten, jippie!!



Geen opmerkingen: