maandag 21 juli 2014

Mensen met een groot hart (17 juli)

Afgelopen nacht ging het flink tekeer, regen, onweer, ‘goed voor de plantjes’ zegt Tenzin vanmorgen bij het ontbijt. Ik heb er eerlijk gezegd niets van meegekregen, ik heb geslapen als een os. Als we wakker worden, regent het nog een klein beetje, maar de vogels hebben alweer het hoogste woord. Het groen ziet er weer heerlijk fris uit, al het stof is weggespoeld. De wolken hangen laag en de bergtoppen zijn hierdoor onzichtbaar.

Ik kan maar niet goed wakker worden vandaag, misschien komt het doordat ik zo vast geslapen heb, misschien is het het regenachtige weer. Tenzin raadt me aan te mediteren zodra ik wakker wordt, maar hij zegt het wel met een glimlach. Vroeger, als klein kind, moest hij, direkt na wakker worden, mediteren van zijn moeder, maar hij viel altijd weer in slaap, gelukkig was hij in een hoek van de kamer gezet. Hij vertelt over de Tibetaanse school. Deze begon om half 7 en van 7 tot 8 uur moesten de kinderen mantra’s reciteren. Maar ook dan viel hij (en hij was waarschijnlijk niet de enige) in slaap. De monnik (de leraar) was erg streng en sloeg de kinderen die in slaap vielen. Hij voelt nog steeds angst als hij aan deze monnik denkt. De monnik heeft zelfs ooit eens een stuk hout gekocht bij de timmerman om de kinderen hiermee te slaan. Maar uiteindelijk hebben de kinderen dit stuk hout gevonden (toen de monnik er niet was) en het weggegooid. ‘Hij was erg gefrustreerd” zei Tenzin “hij had waarschijnlijk last van emoties waar hij geen weg mee wist en reageerde dit af op de kinderen”.

Halverwege de ochtend rijden we naar het Samstaling klooster, hier heel vlakbij. Het hoort bij Sumoor, het buurdorp én het dorp waar onze chauffeur Rigzin vandaan komt en woont. Zijn ouders en verdere familie zijn er echter niet, zij waren in Leh voor de Kalachakra en zijn nog een paar dagen aan het ‘klooster-hoppen’ als ik dat zo oneerbiedig mag zeggen. Jammer, bakje boterthee bij Rigzin thuis had vast leuk geweest.


Het klooster is ongeveer 250 jaar oud en ziet er binnen prachtig uit. Zowel de ‘main hall’ als de ruimte met twee enorme boeddha’s.  Er resideren hier zo’n 40 tot 50 monniken.






Na het kloosterbezoek rijden we nog naar een zandduin, hier niet ver vandaan. Het is kleiner dan bij Hundar, maar zeker niet minder mooi. Het is nog steeds erg bewolkt, af en toe valt er zelfs een druppel. Maar wat is de omgeving toch indrukwekkend, regen of niet, het blijft schitterend. Je hoort hier alleen maar het bulderen van de rivier en het zingen van de vogels. Er zijn een paar kamelen, die hier lekker rondscharrelen. Vlakbij waar we zitten komen er drie aangelopen en beginnen heerlijk aan de boompjes te snoepen. Er is een kleintje bij die heerlijk onbevangen aan het springen is en gekke capriolen uithaalt. Wat een genot om naar te kijken, een kadootje.







Als het dan toch echt serieus gaat regenen, rijden we terug naar huis. Voordat we de auto inspringen, komt de eigenaar/huurder van het restaurantje naar ons toe. We raken aan de praat en hij vraagt waar we vandaan komen. Ik stel hem dezelfde wedervraag en hij blijkt uit Goa te komen. Hij zegt dat hij hier graag is, eigenlijk zou hij hier het liefst het hele jaar willen wonen, maar in de winters is hier geen geld te verdienen, dus moet hij terug naar Goa. Ik grap nog: ‘Dan heb je toch het best van twee werelden? Ladakh in de zomer en Goa is op z’n mooist in de winter’. Maar hij meent het serieus. Hij zegt dat de mensen hier veel vriendelijker zijn dan in Goa en dat hun hart veel groter is, het is hier veel fijner om te leven. Daarom wil hij zo graag hier het hele jaar door blijven. En ik kan hem alleen maar gelijk geven.

De regen wil vanmiddag maar niet ophouden. Elke keer als we denken naar buiten te kunnen, begint het weer opnieuw. Het wordt dus een middagje lanterfanten, boekje lezen, blogje schrijven, foto’s kijken.

ons hotelletje
Om een uur of vijf lijkt het toch even langer droog te blijven en we lopen nog een keer richting het dorpje. Het is hier leuk, we zitten op de hoek van de straat en hoeven alleen maar te kijken om ons te vermaken. Koeien en ezels komen overal vandaan en verdwijnen op dezelfde manier weer via kleine steegjes en straatjes. Mensen maken een praatje en lopen kloksgewijs langs het klooster en draaien aan de gebedsmolens. Bij de grote gebedsmolen op het klooster nemen twee oude mannetjes de laatste roddels door. Vrouwen doen hun (af)was bij de waterpomp. Kinderen spelen verstoppertje. Bij de grote gebedsmolen op het dorp spelen kinderen en probeert de kleinste de molen aan het draaien te krijgen. Vrouwen lopen richting huis met verse groenten uit de tuin.  Winkeliers openen hun winkeltjes en we kopen een pakje koekjes voor morgen in de auto. Gewoon op de hoek van de straat, het is wat we het liefst doen…



bijpraten bij de gebedsmolen

hoeveel handen hebben hier de afgelopen eeuwen de gebeden de wereld ingestuurd?

Geen opmerkingen: