maandag 21 juli 2014

Over kamelen, ‘protectors’ en regen! (16 juli)

Het is een mooie en koele ochtend, de zon komt net boven de bergen vandaan als we wakker worden. We hebben geslapen als een os, de bedden zijn prima en het is hier echt heel stil. Ook ‘onze’ jongens hebben goed (en lang voor de verandering) geslapen, ze zijn goed gehumeurd en lachen onderweg samen heel wat af. Het is net alsof we met twee vrienden op pad zijn in plaats van met een gids en chauffeur.

We zijn op weg naar Hundar, een dorp aan de andere kant van de vallei c.q. rivier, dus we moeten een heel eind terug rijden naar de enige brug die over de Shyok rivier gaat (kwetsbaar punt, de brug wordt continue bewaakt door militairen). Bij Hundar zijn de ‘beroemde’ zandduinen van de Nubra vallei. We genieten onderweg weer volop van de vergezichten, zelfs onder het genot van ‘dancing queen’ van Abba en ‘love me tender’ van Elvis Presley.

Na dé brug lijkt het wel of we door een woestijn rijden. Stenen, keien, zand, grijs, woest en ruig.  Alsof we door een rivierbedding rijden (en wellicht is dat ook zo). Hoe dichter we Hundar naderen, hoe zanderiger het wordt, zacht glooiende zandduinen, prachtig. We rijden inmiddels ergens halverwege de bergwand, dus hebben een prachtig uitzicht over de vallei.



Bij Hundar worden we ‘uitgelaten’ door Tenzin. We moeten er nog steeds wel erg aan wennen dat je je zelfstandigheid toch wel een eind kwijt bent met een gids, maar het is goed en Tenzin is een prima kerel. Hij neemt ons mee naar de kamelen. Hiermee kan je een ritje maken door de vallei. Kamelen zijn eigenlijk beetje rare beesten, werkelijk niet mooi (waarom dat eigenlijk belangrijk is, weet ik ook niet) en ze zitten op een aparte manier, als het ware op hun knieën. Als ze willen slapen, leggen ze hun nek en hoofd naar voren. Ze zien er goed uit een ze zijn, voor zover ik kan beoordelen, aardig relaxed. Ik vraag aan Tenzin of de eigenaren goed voor hun zorgen en hij zegt van wel. We doen geen ritje op een kameel, ik ben hier niet zo van en ik merkte aan Tenzin dat hij er ook geen voorstander van is, al zou hij ons niet tegen gehouden hebben.


Daarna mogen we op eigen houtje een rondje doen J. We klimmen een zandduin op, wat een prachtige omgeving is dit. Beneden het duin is een riviertje en daardoor is het daar ook groen. Genieten met een grote G!




We rijden een stukje terug naar Disket, hier is een 14e eeuws Tibetaans klooster tegen de bergwand geplakt. Gelukkig is er tegenwoordig een weg, maar vroeger moesten de monniken op en neer lopen/klimmen voor allerlei benodigdheden, zelfs voor water. Het is een schitterend oud klooster, hier hou ik van, niet dat mooi gelikte, maar sporen van ouderdom, van gebruik, het idee hebben dat hier al honderden jaren monniken over hetzelfde padje lopen.


Er zijn twee ruimtes open voor publiek, de ‘protectors room’ en de ‘main hall’. Eerst gaan we naar de ‘protectors room’. En wow, wat is het hier oud en mooi en eng en …. alsof het sinds de 14e eeuw ongewijzigd is gebleven. Het ruikt muf, maar toch ook lekker. Eeuwenoude thanka’s, wierook, boterlampjes, ‘protectors’ die veelal met hun gezicht zijn afgeschermd. Ze staan in een u-vorm om je heen. Soms achter een pilaar, waardoor je verrast wordt door hun aanwezigheid. Hun gezichten  veelal afgeschermd, maar toch zie je dat ze je angst aan willen jagen. Althans… zo voel ik dat. Je voelt hun blikken in je rug prikken. Als ik tegen Tenzin zeg hoe mooi ik het hier vindt en dat het ook best een beetje ‘scary’ is, kijkt hij me recht aan en zegt: ‘that’s only the way you see it’. Oef, hij heeft natuurlijk helemaal gelijk. Het zijn ‘maar’ een paar beelden, niet meer, niet minder. ** (zie onderaan deze blog)

Je mag hier binnen geen foto’s maken. Ik vind het jammer, ik ben van de foto’s, zo herinner ik me makkelijker dingen. Dus ik neem uitgebreid de tijd om foto’s te maken in mijn hoofd. Ik staar naar het raam van waaruit een prachtig licht komt, het gezicht van de dienstdoende monnik licht zachtjes op. Ik staar naar de godenbeelden, ik voel nog steeds hun (onzichtbare) ogen prikken, al weet ik dat het alleen maar beelden zijn, er is hier meer, ik voel een geschiedenis van 7 eeuwen, wow…



Dan gaan we verder naar de ‘main hall’. Deze is een stuk nieuwer en ziet er erg kleurrijk uit. Overal prachtige thanka’s en andere versierselen. Ook hier mag je geen foto’s maken, maar deze ruimte maakt lang niet zoveel indruk als de andere. Een ‘main hall’ zoals in zoveel kloosters.



Nog steeds onder de indruk van de ‘protectors room’ wandelen we terug. Het is inmiddels gaan regenen, ik zie een zwart veertje de trap af dwarrelen. Zo jammer dat we hier geen dag kunnen doorbrengen. Overal kleine doorgangetjes, overal tekenen van de ouderdom van het klooster, ik vind het geweldig. Kleine versierselen, mooi houtsnijwerk en oude gebedsmolens, die al eeuwen rondgedraaid worden en al eeuwen hun gebeden de wereld in sturen.

hoeveel eeuwen lopen hier al monniken overheen?



Aan de ‘overkant’ van het klooster staat een enorm maitreya-beeld van de boeddha. Het is nog nieuw, volgens mijn boek in 2010 door de Dalai Lama ingezegend. Het is een beetje een surrealistische aanblik, zo’n werkelijk enorme boeddha naast zo’n oud klooster en boven zo’n schitterende vallei.



We rijden terug naar ons hotel. Het is inmiddels beginnen te regenen, het was de hele ochtend al zwaar bewolkt. Jammer dat je hierdoor geen mooie blauwe luchten op de foto’s ziet, maar het was eigenlijk best lekker dat de zon eens niet de hele dag op je bolletje schijnt.

Aan het eind van de middag lopen we nog even het dorp in. Het is niet groot, maar wel schattig. Geen poespas, geen toerisme (terwijl hier toch wel enkele hotels zijn), een mooi klooster, stoepa’s, manimuren, chorten, koeien, ezels, ‘gewone’ mensen die je met een glimlach tegemoet lopen en het erg leuk vinden als je ‘juley’ roept, het is hier heerlijk rondscharrelen tussen mensen die hier hun dagelijkse bezigheden hebben.






We lopen terug naar het hotel,het is weer zachtjes gaan regenen. En dan verschijnt een prachtige regenboog met misschien wel een pot goud ergens in de bergen ;-)



’s Avonds eten we weer gezellig met Tenzin. We eten momo’s, heerlijk. Toen ik om water ging vragen, was de vrouw des huizes druk bezig ze te maken. Het hotelletje is hier klein, zo’n 10 kamers en de eigenaren wonen hier ook. Drie schatten van kinderen. Erg leuk om hier te zijn.


Bij het eten is er cola (af en toe goed om een glaasje te drinken, dat doodt de bacteriën ;-)). Tenzin draait zijn glas in het rond alsof hij goede wijn drinkt. Hij lacht als ik het hem vertel. Ooit heeft hij wijn gedronken, een vriend uit Goa had flessen wijn meegenomen. Ze wisten niet hoe ze wijn moesten drinken, in films zagen ze dat het glas halfvol geschonken werd, daarna rondgedraaid en dat er daarna uit ‘genipt’ werd. Uit een soort protest hebben ze toen de wijn als limonade opgedronken, volle glazen in één keer leeg. Ik zeg hem dat er genoeg mensen in het westen zijn die wijn ook op deze manier drinken, we nippen echt niet allemaal aan de wijn. ‘Really?’ hij kijkt me enigszins verbijsterd aan.

Weer komt het over het eten van vlees. Toen hij in Jammu studeerde wilde hij met vrienden kip eten. Hij wist een winkeltje waar ze de kip ingevroren hielden. Hij wilde daar een kip kopen, beetje in het kader van ‘die zijn toch al dood’. Een vriend wilde naar een winkeltje waar ze de kip voor je ogen dood maakten, teken van versheid. Maar Tenzin weigerde dat, want dat werd de kip speciaal voor hem gedood en dat wilde hij niet. Hij geeft toe dat het uiteindelijk niet zoveel uitmaakt, maar hij vindt de bevroren kip toch fijner eten. Ik vertel hem dat we in het westen ‘biologisch vlees’ kennen. Vlees waarvan je weet dat de kip/koe/… een goed leven heeft gehad. Hij kijkt me vertwijfeld aan, wie garandeert je dat? En hoe weet je dat dan? Tja...
Hij vertelt een verhaal van vroeger. Toen hij nog met zijn ouders en familie in de Zanskar vallei woonde. Er werd een ibex gevonden (als ik het goed begrepen heb een soort bok of hert). Hij was aangevallen door een roofdier, was waarschijnlijk toch nog gevlucht en de rivier had het dode beest bij hun dorp gebracht. Nadat een monnik erbij had gebeden en de ziel van het dier ‘veilig had gesteld’ werd het geslacht. De moeder van Tenzin zei dat hij met zijn kleine zusje daar moest gaan kijken. Tenzin begreep er niks van, zijn kleine zusje en dan een dood dier met al dat bloed? Dat is toch zielig voor zijn zusje, maar zijn moeder stond erop dat ze samen gingen, dus gingen ze samen. Toen het dier geslacht was, werd het vlees verdeeld onder exact het aantal mensen dat erbij stond. Hij en zijn kleine zusje kregen ieder een gelijk deel, net als de andere mensen. Toen snapte hij ineens waarom ze samen moesten van zijn moeder ;-).  

We bespreken het programma van morgen. Eigenlijk staan er hotsprings op het programma. Maar eerlijk gezegd hebben we niet zo’n zin om morgen weer voor lange tijd in de auto te zitten. We besluiten naar het klooster niet ver hier vandaan te gaan en naar zandduinen, ook vlakbij. Tenzin vindt het uiteraard helemaal prima, morgen een dagje relaxen, het lijkt wel vakantie!


** Een passage uit het boek ‘Een reis in Ladakh’ door Andrew Harvey: “Ik begon die avond voor het eerst het impliciete nut, de psychologische waarde te begrijpen van de afschikwekkende godheden, die ten behoeve van de meditatie op de muren van de gompa’s zijn geschilderd. Ik zag in dat ze door hun openhartige uitbeelding van de gruwelen van de toorn, de begeerte, de hebzucht en de machtswellust, niet alleen de toeschouwer angst aanjagen, maar hem ook de gelegenheid bieden om die gedeelten van zijn energie onder ogen te zien die hij onderdrukte, om deze onder ogen te zien, te begrijpen en te bedwingen, om ze te veranderen, zoals het orakel haar hysterie had omgezet in een genezende kracht.”

Geen opmerkingen: